Ik heb net het boek Duurtraining van Fritz Zintl gelezen. Natuurlijk alle bekende onderwerpen die we zo goed kennen uit de hardloopbladen en -websites, maar op een wetenschappelijke manier. Met veel grafieken en tabellen. Een volledige beschrijving van het boek staat in deze blog dus dat ga ik niet over doen. Maar waar ik nooit eerder veel over gehoord had was het effect van training op de hormonale huishouding en andersom. Een citaat: "Sportprestaties zijn alleen mogelijk door hormonale sturing, anderzijds heeft lichamelijke belasting invloed op het hormoonsysteem. De aanpassing aan belastingsprikkels uit zich o.a. in een vergroting van de hormoonklieren." De volgende hormonen spelen een rol bij duurbelastingen:
Somatotropinen (STH) uit de hypofyse remt glucose-afbraak, mobiliseert vetten uit vetweefsel, en stimuleert vetverbranding. Een trainingsadaptatie is een toegenomen STH-afgifte over langere tijd.
Thyroxine uit de schildklier bevordert zuurstofopname en stimuleert glycogeenafbraak in de spier en lever. Door training een toegenomen thyroxine productie.
Adrenaline uit bijniermerg verhoogt hartfrequentie en contractiekracht van de spieren. Stimuleert splitsing glycogeen en mobiliseert vetzuren uit vetweefsel.
Aldosteron uit de bijnierschors is betrokken bij de natrium- en kaliumhuishouding en speelt een rol bij het onderhouden van het bloedvolume. Bij vochtverlies tijdens inspanning wordt een grotere hoeveelheid aldosteron uitgescheiden.
Cortisol bevordert de nieuwvorming van glucose en glycogeen in de lever. Tijdens intensieve inspanning stijgen de cortisolspiegels. Een daling hiervan kan een teken zijn van overtraining.
Insuline uit de alvleesklier bevordert opname van glucose door de celwand. Door trainingsaanpassing is er minder insuline nodig om hetzelfde effect te krijgen.
Verlies van activiteit van bepaalde hormonen leidt tot vermoeidheid. De resynthese van de hormonen bepaald de duur van de herstelfase.
Er staan nog meer interessante topics in het boek die ik de komende tijd zal bloggen.
Somatotropinen (STH) uit de hypofyse remt glucose-afbraak, mobiliseert vetten uit vetweefsel, en stimuleert vetverbranding. Een trainingsadaptatie is een toegenomen STH-afgifte over langere tijd.
Thyroxine uit de schildklier bevordert zuurstofopname en stimuleert glycogeenafbraak in de spier en lever. Door training een toegenomen thyroxine productie.
Adrenaline uit bijniermerg verhoogt hartfrequentie en contractiekracht van de spieren. Stimuleert splitsing glycogeen en mobiliseert vetzuren uit vetweefsel.
Aldosteron uit de bijnierschors is betrokken bij de natrium- en kaliumhuishouding en speelt een rol bij het onderhouden van het bloedvolume. Bij vochtverlies tijdens inspanning wordt een grotere hoeveelheid aldosteron uitgescheiden.
Cortisol bevordert de nieuwvorming van glucose en glycogeen in de lever. Tijdens intensieve inspanning stijgen de cortisolspiegels. Een daling hiervan kan een teken zijn van overtraining.
Insuline uit de alvleesklier bevordert opname van glucose door de celwand. Door trainingsaanpassing is er minder insuline nodig om hetzelfde effect te krijgen.
Verlies van activiteit van bepaalde hormonen leidt tot vermoeidheid. De resynthese van de hormonen bepaald de duur van de herstelfase.
Er staan nog meer interessante topics in het boek die ik de komende tijd zal bloggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten